Watten zijn gemaakt van ongesponnen katoen. Bekijkt men een katoenvezel onder de microscoop, dan ziet hij eruit als een vlak band met kurketrekkerachtige draaiingen. Deze wrongen, een typisch kenmerk van katoen, veranderen vaak de draairichting.
Bij het spinnen blijven de vezels ondanks het gladde vezeloppervlak goed aan elkaar vastzitten, omdat de wrongen daarbij als scharnieren in elkaar passen. Tevens is katoen zowel tegen mechanische als tegen chemische invloeden uitermate bestand. Hij vertoont een hoge treksterkte en een hoge slijtvastheid en kan bovendien zeer goed tegen vocht. Ook is hij relatief goed bestand tegen warmte. Bij droog katoen treedt vergeling op bij ca. 160°C. Bij ca. 250°C wordt hij bruin. Verder is katoen gemakkelijk te reinigen en beschikt hij over uitstekende kleurende eigenschappen. De gele en bruine tinten, die ruwe katoenweefsels van nature hebben, zijn goed te verwijderen door te bleken.